Chemie - koolstofverbindingen
Een koolwaterstof A met als formule C6H10 laat met voldoende lang reageren met een ruime overmaat H2 met Pt als katalysator. Men bekomt na afloop van de reactie een product C6H12. Welke van de volgende beweringen is juist?
A. Het product A bevat 2 dubbele bindingen
B. Het product A bevat een dubbele binding en een ring
C. Het product A bevat 2 ringen
D. Het product A bevat een drievoudige binding
Ik weet dat C6H10 twee onverzadigdheden heeft en C6H12 heeft er één. Maar elke optie heeft toch twee onverzadigdheden waarbij er één kan wegvallen door toevoeging van H2?
Alvast bedankt!
(Het antwoord zou B moeten zijn)