Wiskunde juli 2017 vraag 14
Beste, Bij deze vraag heb ik de verdeling uitgetekend. Ik bereken dan de kans dat minstens 1 van de 2 aan de voorwaarde voldoet= 1- de kans dat beide er niet aan doen, dacht ik. Dus 1-0,84 is 0,16 dus 16%? Dit blijkt fout te zijn. Kan iemand mij verbeteren?
Je moet 1-(0,84)² doen omdat het over 2 personen gaat die beiden er niet aan voldoen. Dit is vergelijkbaar met de oefening in de cursus bij de kans op de geboorte van hoogstens 4 jongens of minstens 1 meisje.
Kathleen ( 2019-06-28 04:53:31 -0500 )editGoed Kathleen, je mag dit zeker ook als antwoord publiceren.
Myriam@REBUS ( 2019-06-28 07:15:10 -0500 )edit